Tijdens de’European Cultural Heritage Summit’ in Parijs (27-30 oktober) werden in het Théatre du Châtelet de belangrijkste Europese onderscheidingen voor erfgoed uitgereikt, de ‘European Heritage Awards/Europa Nostra Awards’. Dit gebeurde in aanwezigheid van tal van Europese, Franse en andere prominenten. Er waren toespraken van de uittredende Europese Commissaris Tibor Navracsics, de Franse minister van cultuur Franck Riester, Plácido Domingo, voorzitter van Europa Nostra en Stéphane Bern, door president Macron aangesteld om in Frankrijk de campagne voor bedreigd erfgoed te leiden.
De Europese Erfgoedprijzen worden toegekend in vier categorieën, nl conservatie en restauratie, research, ‘dedicated service’ (persoonlijke inzet) en educatie en opleiding.
Er waren twee Belgische winnaars.
De federale wetenschappelijke instelling ‘Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium’ kreeg een prijs voor zijn onderzoek van de schilderijen van Van Eyck.
In de categorie ‘inzet’ werd een prijs toegekend aan de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie vzw (VVIA). Deze prijs werd in ontvangst genomen door de in Kortrijk wonende maar uit Hasselt afkomstige Adriaan Linters. In 1978 was hij mede-oprichter en sedertdien is hij voorzitter van de vereniging.
VVIA krijgt de prijs voor zijn consequente inzet, gedurende vier decennia, voor een nog ondergewaardeerd erfgoed dat getuigt van het ontstaan en de ontwikkeling van onze hedendaagse maatschappij. De jury loofde de wijze waarop VVIA vanaf de basis, bottom-up, zijn werking opbouwde, met vrijwilligers, ongebonden en onafhankelijk. In al de jaren van haar bestaan ontving de vereniging nooit enige vorm van structurele subsidie. Daarnaast werd in de toekenning gewezen op de manier waarop VVIA in Vlaanderen (en daarbuiten) nieuwe ideeën en initiatieven lanceerde, de samenwerking tussen organisaties en internationaal aanmoedigde.
Zonder VVIA zou het industrieel erfgoed in Vlaanderen er heel anders uitgezien hebben, ongetwijfeld veel armer.
Tijdens de prijsuitreiking bleek hoezeer VVIA niet alleen tussen de prijswinnende overheidsdiensten en veelal zwaar gesubsidieerde organisaties een vreemde eend in de bijt was. Ook het industrieel erfgoed is nog steeds zwaar ondervertegenwoordigd naast de traditionele vormen van erfgoed, kerken en kastelen.
David tussen de Samsons...
Een videootje van de uitreiking van de prijzen in de categorie 'dedicated service' (inzet voor erfgoed) staat nu op de Vimeo-pagina van VVIA en kan daar bekeken worden : https://vimeo.com/370080789.
Tijdens een excellence fair, een voorstelling van de verschillende projecten die als Europese voorbeelden gelden, stelde VVIA dat deze erkenning een signaal moet zijn.
Een signaal voor het belang van het industrieel en technisch erfgoed als onderdeel van onze geschiedenis en identiteit.
Een signaal voor het belang van de bottom-up tegenover de top-down aanpak die steeds meer overwicht krijgt.
Een signaal voor het belang van de inzet, rol en plaats van vrijwilligers. Die wordt te weinig naar waarde geschat in een tijdperk waar vrijwilligers zich moeten 'confirmeren' en hun taak herleid wordt tot het opknappen van allerhande klusjes van overheden, instanties en GONGO's (Goverment Organised Non Governmental Organisations).
Voorzitter van VVIA, Adriaan Linters, is historicus. Hij behaalde zijn diploma in 1973 aan de Gentse universiteit, en engageerde zich tijdens zijn studie reeds voor de industriële archeologie. Hij was in 1971 stichtend lid van de eerste organisatie, de ‘Werkgroep Industriële Archeologie van de Rijksuniversiteit Gent’ (WIARUG). In 1973 lag hij aan de basis van de Tamera-Stichting die in Hasselt actie voerde voor de toen bedreigde jeneverstokerij Stellingwerff-Theunissen. In augustus 1975 werd die het eerste wettelijk beschermde industrieel-archeologisch monument in België, thans het Jenevermuseum. Tussen 1974 en 1975 deed hij, in het kader van het Centrum voor Industriële Archeologie (CIA) de wetenschappelijke voorbereiding van de eerste tentoonstelling over industriële archeologie in België. Die vond van einde 1975 tot begin 1976 plaats in de Brusselse ‘Passage 44' en trok toen 83.000 bezoekers. Jammer genoeg overleefde het CIA niet lang, einde 1976 verdween het.
Intussen was in Vlaanderen het Decreet tot Behoud van Stads- en Dorpsgezichten goedgekeurd, dat als eerste wettekst in Europa, de term ‘industriële archeologie’ vermeldde en was de voorloper van het huidige Agentschap Onroerend Erfgoed (toen de ‘Rijksdienst voor Monumenten- en Landschapszorg) begonnen met de inventaris van het bouwkundig erfgoed, waarbij het industrieel erfgoed evenzeer opgenomen werd. Adriaan Linters vervulde die taak tot einde 1979, leidde vervolgens in Limburg het Provinciaal Centrum voor Industrieel Erfgoed. Vanaf 1985 doceerde hij o.m. (industriële) erfgoedzorg aan het Hoger Architectuurinstituut Sint-Lucas Gent-Brussel, en aan de afdeling ‘Patrimoine et Tourisme’ van de Université d’Artois (Arras) en in de afdelingv ‘visitor management’ van de NHTV Hogeschool voor Toerisme en Vrijetijdswetenschappen in Breda. Tijdens het Europees Jaar van het Cultureel Erfgoed 2018 was hij lid van de Europees ‘stakeholders commitee’, en in voorbije jaren werd hij verschillende keren door UNESCO aangesteld als expert voor de evaluatie van industriële sites in het kader van de erkenning als Werelderfgoed.
Thans is hij nog steeds voorzitter van de Vlaamse Vereniging voor Industriële Archeologie en ook algemeen secretaris van EFAITH (European Federation of Associations of Industrial and Technical Heritage - Europese Federatie van Verenigingen voor Industrieel en Technisch Erfgoed)